Onverzadigbare verlangens in tijden van 'laaghangend fruit'

RotterdamRijker

Onverzadigbare verlangens in tijden van ‘laaghangend fruit’

'Mensen zijn verlangen'. Dat is een les die ik leerde tijdens mijn retraite vorig weekend. Ik bevond mij in een prachtig klooster in België, de Abdij van Averbode. Ik had een gesprek met een wijze monnik. Deze monnik had zichzelf de vele decennia die hij in het klooster had doorgebracht van alles ontzegd. Juist dat had hem diepe, spirituele inzichten opgeleverd. Omdat deze inzichten bij mij sterk resoneerden, voelde ik de behoefte er iets over op te schrijven.

Er is volgens hem een verschil tussen ‘behoeften’ en ‘verlangens’. Behoeften kunnen gemakkelijk worden bevredigd. Denk aan de behoeften aan eten, drinken en slaap. Verlangens daarentegen kunnen niet bevredigd worden. Verlangens pogen zich te bestendigen. Volgens de monnik wordt ons mens-zijn gekenmerkt door ons ‘afgescheiden’ zijn: het feit dat we alleen zijn, fysiek los gekomen van onze moeder. We hebben een tekort aan identiteit. Daarom zit in ons een onbevredigbaar verlangen.

We zijn als mensen niet tevreden. Voortdurend verlangen we naar wat niet kunnen vinden en wat we zelfs niet kunnen benoemen. Mensen zijn een open vraag. Ze zijn zichzelf niet genoeg. We dreigen daardoor permanent gefrustreerd te worden. Juist uit dat verlangen in ons komen ook onze zinsvragen voort. De Duitse dichter Rainer Maria Rilke noemde ons bewustzijn ooit ‘het noodlot van de mens’.

Op verschillende manieren kunnen we omgaan met ons verlangende zelf. De monnik is ervan overtuigd geraakt dat het rationalisme, dat vooral in moderne filosofie wordt bejubeld, een poging is onze interne onrust het zwijgen op te leggen. Ons verlangen slibt dicht, doordat we onszelf opsluiten in ons overzichtelijke gelijk. In de moderniteit is dat tot een hoogtepunt gekomen. Dat die poging is mislukt, heeft Nietzsche ons duidelijk gemaakt. Een pijnlijk inzicht. Bij gebrek aan een ijkpunt fragmenteren mens en wereld, verdampen waarden en waarheid.

We kunnen onszelf in deze postmoderne, gefragmenteerde tijd nog wel verliezen in verstrooiing en genot. Als we ons verlangen niet willen voelen, zijn de middelen om dat te bereiken ruim voorhanden: Netflix, instagram, geld, seks, status, hard werken, drugs, overmatig eten en drinken. We hopen dat dit ‘laaghangend fruit’ ons ‘tekort’ compenseert, dat het onze leegte vervult. Maar we merken steeds weer dat dit niet zo is. We verdoven er hooguit tijdelijk onze gevoelens van onrust mee. We verwarren behoeften met verlangens. Dat is gevaarlijk; het maakt ons gevoelig voor verslaving.

Volgens de monnik vernietigen we ons menszijn als we ons verlangen op deze manier uitblussen, als we het laten afsterven. Zijn leven in het klooster had hem geleerd: ik mag mijn verlangen juist tot leven wekken. Mijn verlangende zelf koesteren. Het verlangen ‘open’ houden, betekent niet passief de leegte accepteren. Het is juist een actief openstaan, een zoeken naar zingeving.

Het meest bijzondere inzicht dat ik leerde van de wijze monnik? Dat er een diepe kracht en schoonheid zit in het uitstaande verlangen dat niet bevredigd wordt. Het uitstrekken dat niet grijpt maar uitstrekken blijft – dat is de ‘leemte’ van ons verlangen. Juist in die leemte, zo vertelde hij, kunnen we transcendentie vinden, daar ontmoeten we de Liefde, of zoals hij het stelde: daar spreekt God.

9 november 2024

Gert Weerheim